Achtergrond
De Zevende Kruistocht (1248-1254) was een militaire expeditie onder leiding van de Franse koning Lodewijk IX, later heilig verklaard als Sint Lodewijk. De kruistocht vond plaats in een periode waarin de islamitische machten in het Midden-Oosten, met name de Ajjoebiden in Egypte en Syrië, in conflict waren met de christelijke staten in het Heilige Land. De kruistocht volgde op de mislukking van de Zesde Kruistocht (1228-1229) en de herovering van Jeruzalem door de moslims in 1244.
Doelen en Voorbereiding
Lodewijk IX beschouwde de kruistocht als een religieuze plicht en een kans om Jeruzalem terug te winnen. Zijn strategie was om Egypte, het centrum van de Ajjoebidische macht, te veroveren en vervolgens de controle over het Heilige Land veilig te stellen. Hij bereidde de expeditie grondig voor door financiële middelen te verzamelen en een groot leger samen te stellen. In 1248 vertrok hij met een Franse troepenmacht vanuit Aigues-Mortes naar Cyprus, waar de kruisvaarders zich verzamelden voordat ze naar Egypte trokken.
Campagne in Egypte
In juni 1249 landde het kruisvaardersleger bij Damietta aan de Nijldelta. De stad werd relatief snel veroverd, wat Lodewijk IX als een gunstig teken beschouwde. In plaats van onmiddellijk verder te trekken, besloot hij te wachten op versterkingen, wat de Ajjoebiden de kans gaf om hun verdediging te reorganiseren.
In november 1249 begon de mars naar Caïro, maar de campagne liep vast door logistieke problemen, tropische ziekten en de strategische verdediging van de Ajjoebiden. De beslissende slag vond plaats bij Mansoura in februari 1250. De Egyptische troepen, onder leiding van de mamlukken, versloegen de kruisvaarders en dwongen hen tot een terugtocht.

De rol van de Tempeliers
Om verder te kunnen lezen moet u lid zijn van Anima Templi